28 september 2014

CARAVANTIS


 

Cyrille Offermans over Caravantis



(Dit is een bekorte weergave van de rede die de Nederlandse essayist Cyrille Offermans uitsprak bij de presentatie van Caravantis in Antwerpen, op 27 september 2014.)



Misschien is het goed als ik bij wijze van inleiding vertel dat Frank en ik geen vreemden voor elkaar zijn, sterker, we kennen elkaar al heel lang. Frank was begin deze eeuw een jaar of vijf, denk ik, hoofdredacteur van De Standaard der Letteren, en in die tijd heeft hij mij regelmatig om medewerking gevraagd, wat ik natuurlijk graag deed. Frank hield daarmee op – en dat zegt iets over zijn principiële houding – toen er een nieuwe hoofdredacteur werd aangesteld, die met allerlei populariserende maatregelen kwam; logischerwijs betekende dat ook het einde van mijn medewerking aan die krant. Er was, zult u begrijpen, hoe dan ook sprake van op zijn minst enige literaire verwantschap tussen Frank en mij, al was, of is, Frank ook bijna een generatie jonger dan ik.
   Ik vertel dit om duidelijk te maken dat ik bij de aankondiging van zijn roman Caravantis wel al een vaag idee had van wat ik kon verwachten: het zou beslist geen alledaagse roman zijn, geen boek dat ons een aangename herkenningsmelodie zou voorspelen. Het zou eerder een verontrustend boek zijn, een boek dat ons een spiegel zou voorhouden waarin we een weinig flatteus beeld van onszelf te zien zouden krijgen. En dat leek ik ditmaal wel heel persoonlijk en concreet te moeten opvatten: bij het doornemen van de inhoudsopgave stuitte ik op iemand met mijn voornaam, een zekere Cyrille. Daar schrok ik even van. Cyrille is, althans in Nederland, en gespeld met –lle, een hoogst ongebruikelijke naam – zou Frank via deze roman nog een appeltje met mij hebben willen schillen? Het zou kunnen, we hadden elkaar de laatste jaren nooit meer gezien, misschien waren we flink uit elkaar gegroeid, wie weet hoe hij in die tijd over mij was gaan denken.

Cyrille Claes blijkt met voorsprong de saaiste, middelmatigste, vervelendste man van het westelijk halfrond te zijn. Hij is gespeend van elke verbeeldingskracht, hij zingt met al zijn handelingen en uitspraken uitsluitend de lof van het bestaande en van de rimpelloze aanpassing. De man heeft een afkeer van het toeval, verrassingen zijn uitgesloten, bij alles wat hij doet kun je de klok gelijk zetten. Cyrille Claes vindt niets zo erg als onverwacht bezoek. En zijn vrouw, Suzanne, is zijn perfecte partner. Op dat punt gekomen begon ik te vermoeden dat ik spoken zag, zo’n harteloos en reactionair beeld kon Frank toch moeilijk van me hebben. En bovendien: waarom zou hij me anders hebben gevraagd hier, bij de presentatie van zijn roman, iets te zeggen?

Caravantis is een betrekkelijk complex maar zeker geen hermetisch boek, het is integendeel, zeer toegankelijk. De roman vraagt aandachtige lezers, liefst lezers die niet onmiddellijk denken dat zij model hebben gestaan voor bepaalde personages. Het kan zijn dat u zich aanvankelijk enigszins gedesoriënteerd voelt, maar dat hoeft niet tot paniek te leiden. Er lopen in het boek diverse, discontinue verhaallijnen die soms op afstand, op flinke afstand worden voortgezet en elkaar kruisen. Het is onmogelijk en ongewenst die hier allemaal te volgen, maar via Suzanne, de echtgenote van Cyrille Claes, duiken we in het hart van de roman. Suzanne heeft een baan bij het Iasco, een soort studie- en onderzoeksinstelling in de republiek Caravantis, ergens in Europa. Via die instelling haalt zij het toeval in huis in de persoon van een Amerikaanse journalist die door zijn baas wordt uitgezonden om voor de Wyoming Times poolshoogte te gaan nemen in de republiek Caravantis, waar iets onverklaarbaars en sensationeels moet zijn gebeurd.

Wyoming, het thuisland van de journalist, is voor de lezer van Frank Albers geen onbekende. In Beatland (2007), zijn reisboek in het spoor van Jack Kerouacs On the Road, lezen we onder meer dat die staat zes maal zo groot is als Nederland maar met niet meer dan een half miljoen inwoners uiterst dun bevolkt. Uit dat boek weten we ook dat het de saaiste staat van de VS is, de ideale biotoop voor Cyrille Claes zou je zo zeggen, met dit verschil dat de bewoners van Wyoming hun verveling bestrijden met een extreme alcoholconsumptie. In het betreffende hoofdstuk last de auteur een passage in over Europa, die de kiemcel van Caravantis lijkt.
Europeanen, heet het hier, zijn mensen zonder dromen, of liever: ‘ze zijn bedrogen en getraumatiseerd door hun eigen twintigste-eeuwse maatschappijdromen,’ bijgevolg zijn ze niet meer te vinden voor een nieuw utopisch project. Toch is zo’n nieuw utopisch project precies waar de roman Caravantis over gaat. Dat project komt niet uit de lucht vallen, het is geen wild en volstrekt onwaarschijnlijk bedenksel van de auteur, het ligt eerder in het verlengde van reële, maar al te bekende, om niet te zeggen verontrustende ontwikkelingen. Niettemin verwijdert het boek zich ver van de gebruikelijke realistische roman.
   Er gebeuren vanaf de allereerste zin dingen die normaliter niet kunnen – een baby die al meteen na de geboorte blijkt te kunnen spreken, een jongen (in de republiek Caravantis) van twaalf meter lang – maar die dingen, zo blijkt later, zijn een uitvergroting, meestal satirisch getoonzet, van wetenschappelijke ontwikkelingen en van bedenkelijke maatschappelijke en politieke tendensen die ons, zoals gezegd, wel degelijk bekend voorkomen.

   Bij gebrek aan soortgelijke boeken in de Nederlandse literatuur is het moeilijk deze roman te typeren; het meest heeft ie weg van een dystopie, zoals u weet het tegenovergestelde van een utopie, een boek in de lijn dus van Orwell’s 1984. Maar de republiek Caravantis is, zoals alle Europese dictaturen van de twintigste eeuw, begonnen als utopie. Het boek bevat een lange toespraak van de directeur van Iasco, het zojuist genoemde onderzoeksinstituut, waarin de utopische principes van Caravantis worden gemotiveerd in het perspectief van eerdere, bekendere utopieën. 

Europa

Europa, stelt die directeur, is ‘een intellectueel leeggebloed continent’, ‘een uitgeputte beschaving die op het punt staat te bezwijken aan dezelfde kwalen die in het verleden al menige beschaving hebben uitgemergeld: lethargie, zelfoverschatting, een dodelijk gebrek aan moed, energie en ideeën. Europa is stokoud,’ verzucht hij, ‘een bloedarmoedig ventje dat zich nog slechts warmt aan de tanende gloed van een roemrijk verleden.’ Maar Europa heeft ook leergeld betaald: het kent na Auschwitz en de Goelag de prijs voor overspannen dromen. Derhalve kon Caravantis, als het zich wilde onderscheiden ‘van andere staten op dit versufte continent’, ‘geen revolutionaire idealen,’ ‘geen ambitieuze politieke droombeelden’ meer koesteren. En dan komt de langverwachte aap uit de mouw: Caravantis heeft ervoor gekozen ‘om de wereld te aanvaarden zoals de wereld is.’ En dat alles onder het motto: ‘Gelukkig is de mens zonder verbeelding.’ Hij zegt het er niet bij, maar voor de lezer is het duidelijk: Cyrille Claes is de modelburger van Caravantis.

Caravantis is, in weerwil van de nagestreefde utopie van de eenvormigheid in zijn fictieve modelstaat, een prachtig toonbeeld van het tegendeel, van veelvormigheid, ook stilistisch; de verhalen tuimelen over en door elkaar zonder dat het een onbegrijpelijke warboel wordt. Caravantis is geen experiment in de schemergebieden van een uitgeholde syntaxis, geen excursie in de puinhopen van de afgeschreven roman. Eerder is het een impliciet pleidooi voor een geëngageerd en vormbewust intellectualisme.

Misschien klinkt het in mijn uiteenzetting af en toe wat zwaar op de hand, maar de lezer zal snel ontdekken dat het bovenal een bijzonder geestig en vindingrijk boek is, al is het niet uitgesloten dat hij in de soms deerniswekkende, soms ook vooral verachtelijke mensensoorten die het boek bevolken af en toe een uitvergroot beeld van zichzelf meent tegen te komen,  zoals ik me uiteindelijk toch niet helemaal aan de indruk kan onttrekken dat er in die Cyrille Claes misschien toch meer van mijzelf zit dan me lief is.

Ik wens u straks veel leesgenot.     

    
 (cover Caravantis: Koen Van den Broek, Gio Ponti, 2013, Courtesy Figge von Rosen Galerie)