04 november 2009

Over politiek

“Sommige mensen geloven dat we het klassenconflict allang achter ons hebben gelaten,” zei politologe Chantal Mouffe onlangs in Knack, “maar er bestaat nog altijd een grote kloof tussen mensen die weinig hebben en mensen die veel hebben. (...) Ik zie geen enkele reden waarom die kloof politiek niet langer relevant zou zijn. En dat is de kloof tussen links en rechts.”

Een heldere, intellectueel aantrekkelijke gedachte, maar bij nader inzien vond ik ze toch onbevredigend. De stelling ontkent immers precies datgene wat ze zou moeten verklaren, namelijk dat die maar al te reële ‘kloof tussen mensen die weinig hebben en mensen die veel hebben’ inderdaad niet meer politiek relevant blijkt te zijn. Je kunt als politieke filosofe wel vinden dat het anders hoort, in de politieke praktijk stel je vast dat die kloof zich allang niet meer vertaalt in partijpolitieke allianties. Het is niet zo dat alle arme mensen SP.A stemmen en alle rijke stinkerds Open VLD. Er zullen vast meer miljonairs op blauwe recepties rondlopen dan op groene, maar het partijpolitieke landschap is geen eenduidige weerspiegeling van de sociaal-economische verhoudingen en tegenstellingen in de maatschappij. Mede door dit gebrek aan eenduidigheid in de relatie tussen economische werkelijkheid en politieke vertegenwoordiging is het onderscheid tussen ‘links’ en ‘rechts’ zo problematisch. Partijen kunnen in sommige opzichten standpunten innemen die als ‘links’ worden beschouwd, terwijl ze op andere vlakken veeleer ‘rechtse’ belangen of ideeën verdedigen. Partijen zijn hybriden, clusters van belangen en overtuigingen, niet de dragers van een scherp omlijnd, eenduidig en coherent wereldbeeld.

Iets daarvan blijkt zelfs uit de idiote naamsveranderingen die sommige partijen de afgelopen jaren ondergingen: de “A” in SP.A is in principe inhoudsloos, het “Open” in Open VLD is niet minder zinledig, al was het maar omdat er geen “gesloten” VLD bestaat. Toevoegingen als “A” en “Open” zijn passe partout-kwalificaties zonder enige substantiële betekenis. Zij zijn symptomatisch voor het proces van ideologische vergruizing dat alle niet-extremistische partijen kenmerkt, en dat ervoor zorgt dat fundamentele maatschappelijke belangentegenstellingen zich niet langer uiten in partijpolitieke tegenstellingen. Er is een duidelijke ontwikkeling waarneembaar van ideologisch geprofileerde naar generieke partijen. De kloof tussen arm en rijk is maatschappelijk gesproken natuurlijk nog steeds pijnlijk relevant, maar ze is niet langer vertaalbaar in partijpolitieke verhoudingen. De neoliberale list bestaat er precies in maatschappelijke conflicten te ontzenuwen, te smoren en politiek irrelevant te maken.

Een vergelijkbare evolutie zie je ook in de pers: kranten zijn alleen nog elkaars commerciële concurrenten en geen levensbeschouwelijke rivalen meer, wat mede verklaart waarom journalisten veel probleemlozer dan vroeger heen en weer bewegen tussen zogenaamd rivaliserende media. De enige logica die een journalist nog geacht wordt te onderschrijven is de bedrijfslogica. Zijn wereldbeeld is van secundair belang - tenzij hij in zijn berichtgeving een of ander extreem anarchistisch, libertair of autoritair gedachtegoed zou propageren natuurlijk. Zelfs op opiniepagina’s, toch het hart en misschien ook wel de ultieme bestaansgrond van een kwaliteitskrant, is het meestal gezellig keuvelen. Zelden lees je er een fundamentele tegenstem die het niveau van de badinerende polemiek overstijgt.

Chantal Mouffe pleitte in dat interview niet alleen voor meer conflict in de democratie, ze brak ook een lans voor meer passie in de politiek. Wij denken dat we “alle problemen op een strikt rationele manier” kunnen oplossen, zei ze, dat we altijd wel een consensus vinden als we “met z’n allen aan tafel gaan zitten als gelijke en rationele burgers (...). Maar “zo werkt politiek niet. Politiek heeft ook te maken met emoties.” Als voorbeeld van een emotioneel geladen conflict verwees Mouffe naar abortus: “Een katholiek kan ervan overtuigd zijn dat abortus een misdaad is. Een ongelovige kan ervan overtuigd zijn dat elke vrouw het recht heeft om voor abortus te kiezen. Dat conflict kan onmogelijk op een rationele wijze worden beslecht, een consensus is hier uitgesloten.” Een bizarre gedachte. Abortus is in dit land verplicht noch verboden. Katholieken kunnen het dus rustig een misdaad blijven vinden, ongelovigen niet. De wet verhindert dat de ene groep zijn opvattingen aan de andere opdringt, wat het geval was zolang abortus helemaal illegaal was. Is dit nu niet net een schoolvoorbeeld van hoe je emotioneel geladen conflicten juist wél rationeel kunt en moet oplossen? Consensus is pas mogelijk wanneer je emotie zoveel mogelijk uit de politieke discussie bant. Politiek met passie vermengd: is daar al ooit iets goeds uit voortgekomen? De kerkhoven liggen vol met de gevolgen ervan. Als de ideologieën geen antwoorden en geen oplossingen meer bieden voor de uitermate complexe problemen van een snel globaliserende wereld, dan zullen emotie en passie daar al helemaal niet in slagen. Ik huiver een beetje voor Mouffes romantische benadering van politiek.

Politiek bedreven door briljante, nuchtere geesten en gebaseerd op wetenschappelijk gefundeerd denken, rationele analyse, eruditie en expertise: dat zou een verademing zijn.

Geen opmerkingen: