03 maart 2009

Romeo en Julia : doorloopnotities


Julia (Sophie Van Winden) en Romeo (Marwan Kenzari) (Foto Leo Van Velzen)

Afgelopen vrijdag in Den Haag een doorloop bijgewoond van Romeo en Julia, de productie van het Nationale Toneel die op 6 maart in première gaat. Ik had de troupe niet meer aan het werk gezien sinds de eerste repetities begin januari, en was dus erg benieuwd naar wat er in die tussentijd was gebeurd. Het is telkens weer een verbluffende vaststelling: hoe een tekst op papier verandert in een driedimensionale werkelijkheid. Als vertaler zit je dan op het puntje van je stoel: lopen de regels wel goed? Is alles verstaanbaar? Articuleren ze al die verzen wel behoorlijk?

Ik zit op het eerste balkon in een nagenoeg lege schouwburg, regisseur Johan Doesburg zit beneden. Ook een paar dramaturgen en nog enkele mensen van het gezelschap wonen de doorloop bij. Ik voel een spanning vergelijkbaar met wat ouders voelen terwijl ze kijken hoe hun kind voor het eerst zonder redband om in het zwembad plonst. Eerste heerlijke vaststelling: bij het begin van de voorstelling is het gordijn dicht. Dat maakt de openingsscène des te verrassender. We hebben de aanhef van het stuk rigoureus geschrapt, dat onvertaalbare proloogsonnet en alle flauwe piemelgrapjes waarmee het stuk begint: weg. Meteen actie. Benieuwd of liefhebbers van traditionele Shakespeare-opvoeringen deze veel sterkere scène zullen waarderen. Het licht, het décor, de muziek: zit allemaal goed. Prachtige beeldtaal. Op de rij voor me ligt fotograaf Leo Van Velzen als een sluipschutter achter een joekel van een fototoestel, hij maakt de eerste beelden.

Ik zie scènes die helemaal af zijn, doorleefd, trefzeker, helder. En ik zie scènes waar de tekst en de personages nog ver uit elkaar liggen, scènes met nog onzekere of onduidelijke positioneringen, wazige taferelen. Grote vraag vanavond: waar valt de pauze? Het stuk is lang, ruim drie uur, en de vraag is dan: wat is een goed moment om de toeschouwers even de zaal uit te sturen en toch een spanningsboog vast te houden, zodat ze na een glas en een plas het verhaal meteen weer oppakken. Johans besluit om de pauze te vervroegen, lijkt een goede zet, het stuk ‘overleeft’ de onderbreking.

Andere grote vraag: voélt de toeschouwer de passie tussen Romeo (Marwan Kenzari) en Julia (Sophie van Winden)? Johan heeft er immers voor gekozen om het liefdesverhaal ook als een liefdesverhaal te spelen, om de emoties, de passie, de lust au sérieux te nemen. Niets is makkelijker dan de emoties in dit stuk te ironiseren. Maar als je de zuivere liefde écht wilt spelen, moet dat ook uit de chemistry blijken. Zoiets is moeilijk uit te maken in een lege zaal. Marwan geeft Romeo iets melancholisch, iets slooms bijna, hij doet me aan Jacques denken in As You Like It, Sophie is een heftig, voorlijk bakvisje. Ik hou wel van dat contrast. Sommige acteurs lijken zich helemaal te geven, spelen of hun leven ervan afhangt, anderen lijken zich in te houden. Met sommige acteurs is het als met sommige voetballers: ze houden niet van trainen, pas wanneer de tribune vol zit en er om de zege moet worden gestreden, komen ze in hun element, ontploffen ze. Dat heb ik bij vorige Shakespeareproducties gezien, en dat lijkt ook nu weer het geval. Enigszins zorgwekkend is de toestand van Lady Capulet. De moeder van Julia heeft ontstoken stembanden en moet op doktersbevel twee dagen zwijgen. Iedereen hoopt natuurlijk dat moeder Capulet volgende week weer bij stem zal zijn, vanavond speelt Harriët Stroet haar rol stom, als een mimespeelster, terwijl in de coulissen iemand haar tekst zegt. Dat heeft soms iets vervreemdends en soms iets komisch, zeker wanneer de moeder in het derde bedrijf haar dochter toesnauwt: “Wat spreek je mij nog aan? Ik zeg geen woord.”

Romeo and Juliet is wellicht Shakespeares populairste stuk, maar het is zeker niet zijn beste. Het bevat een paar stierlijk vervelende monologen, veel plot summary, en veel flauwe grappen die, hoe je ze ook vertaalt, niet meer van de meligheid te redden zijn. Ik had daar zonder veel schroom in geschrapt en veranderd - dat leer je bij Shakespeare - maar ik merk vanavond dat de regie aan het eind van de voorstelling nog méér heeft weggehaald. Daardoor is die vreselijke anticlimax bij het familiegraf van de Capulets misschien wel veel helderder nu, gefocust op de essentie van het verhaal. En die essentie is niét: een onmogelijke tienerliefde, maar wel een tegelijk futiele en fatale familievete. Nergens in het stuk kom je te weten waarom die Montagues en die Capulets zo’n bloedhekel aan elkaar hebben. Hoe lang de vete al precies duurt, verneem je evenmin. Daar gaat het ook niet om. Het gaat juist om het feit dat ruzies generaties lang kunnen doorwoekeren, tot niemand meer weet waar ze eigenlijk om begonnen waren. Ruzies voeden soms zichzelf, twisten raken los van oorzaken en aanleidingen, en worden een soort perpetuum mobile. Tot een onmogelijke tienerliefde de schijnbaar fundamentele tegenstelling doorkruist en vergruist: o, was dit alles? Was er dan geen moord gebeurd, geen conflict over macht of eigendom geweest, of enig ander voorval dat de vete en de desastreuze afloop ervan toch enigszins zou kunnen verklaren, vergoelijken misschien? Blijkbaar niet. De ouders voeren in ieder geval niets aan ter verklaring of verschoning van hun wederzijdse haat. Daardoor overvalt je in die slotscène dat alleronbehaaglijkste gevoel: deze ramp was absoluut te vermijden. Door het slot zo klein en uitgepuurd te spelen, kwam dat onbehaaglijke gevoel - dit was een futiel conflict met fatale gevolgen - erg goed over, zelfs daar in die lege zaal.

De nabespreking in de artiestenfoyer is kort, er wacht een bus die de meeste acteurs terugbrengt naar Amsterdam. Later op de stoep sta ik nog wat met Johan te praten. Over wat al goed zit en wat nog beter moet. Nog een week te gaan. Hij heeft natuurlijk genoeg ervaring om te weten dat theatervoorstellingen, naarmate de Dag des Oordeels nadert, ontzettend snel kunnen groeien, maar ik wandel piepend van de zenuwen naar mijn auto. Die nacht wacht mij een akelige droom: ik zit op het eerste balkon in de Koninklijke Schouwburg, de zaal is eivol, het doek gaat open, en algauw blijkt dat alle acteurs en actrices hun stem kwijt zijn. In een loden stilte waden ze over het toneel. De tekst die af en toe uit de coulissen opklinkt is weinig meer dan onverstaanbaar gesis. In de zaal ontstaat verbolgen rumoer: “Waarover gaat dit? Waar slaat dit op? Van wie is die stomme tekst? Ik begrijp er niets van!”

Romeo: “I dreamt a dream tonight.”
Mercutio: “And so did I.”
Romeo: “Well what was yours?”
Mercutio: “That dreamers often lie.”

Het komt allemaal goed.

1 opmerking:

Anoniem zei

Nee, Bloom is dogmatisch, pretentieus en stomvervelend. Hij heeft zowat alle interessante dingen in de Shakespearestudie van de laatste dertig jaar gemist. Qua biografie lees je beter Stephen Greenblatt's "Will of the World" (al blijft Park Honans biografie uit 1998 voorlopig de beste), en voor de stukken hangt het een beetje af van wat je interesseert, in welke stukken. Er is echt heel veel schitterende essayistiek nav deze figuur, deze teksten en hun tijd geschreven.
Groet,
Frank