23 maart 2008

Brief aan René Stockman, Broeder van Liefde




Broeder,

U heeft gemeend in de pers te moeten reageren op de manier waarop schrijver Hugo Claus uit dit leven is gestapt, en op de manier waarop in de media over zijn dood is bericht. Dat is uw goed recht. Zoals het ook Claus’ recht was om zijn onomkeerbare aftakelingsproces af te breken en op de dood toe te stappen in plaats van haar nog langer en steeds weerlozer af te wachten.

Maar het gaat hier niet over rechten. Het gaat hier zelfs niet over twee tegengestelde visies op leven en sterven en de ethische consequenties daarvan, het gaat hier niet over gelijk en ongelijk. Het gaat hier over niveau. Over het niveau waarop iemand denkt, zijn overtuigingen uitdrukt en de overtuigingen van andersdenkenden weergeeft. Het gaat hier over stijl en, welja, intellectuele klasse. Het gaat hier over alles wat in uw reactie ontbrak.

Uw kritiek gold in de eerste plaats de wijze waarop Claus’ euthanasie in de media en door vooraanstaande burgers in dit land is begroet. U viseerde met name de pas afgetreden premier, wiens hommage aan zijn overleden vriend volgens u een “tendentieuze stelling” bevatte. Daarmee doelde u op Verhofstadts respect voor Claus’ keuze om zich te laten euthanaseren. Later in uw tekst gebruikte u hetzelfde woord nog een keer. U noemde de lof voor Claus’ beslissing in de media “meer dan tendentieus”. U weet niet goed wat het woord ‘tendentieus’ betekent, geloof ik. ‘Tendentieus’ betekent iets met opzet zo voorstellen dat “aan de waarheid te kort gedaan wordt” (Van Dale). ‘Tendentieus’ vooronderstelt dus dat er een waarheid is die vervolgens verwrongen, verdraaid, gekleurd kan worden weergegeven. In de context van dit ethische debat bestaat een dergelijke, voorafgaandelijke waarheid niet - zoals u natuurlijk ook wel weet. Je kunt hooguit stellen dat voorstanders van euthanasie te kort doen aan uw waarheid, net zoals uw afkeer van euthansie te kort doet aan hun waarheid hieromtrent, wat meteen bewijst dat er in deze kwestie geen waarheid is. U had dus niet het woord ‘tendentieus’ moeten gebruiken, maar wel ‘subjectief’, of ‘persoonlijk’, zelfs ‘problematisch’ of ‘controversieel’ - allemaal mogelijke, filosofisch toelaatbare kwalificaties. Of zou het kunnen dat u juist heel goed weet wat 'tendentieus' betekent, en dat het dus uw bedoeling was te suggereren dat u de waarheid bezit en andersdenkenden dwalen?

In diezelfde alinea stelde u bovendien dat sommigen Claus’ euthanasie “de hemel inprijzen als summum van edelmoedigheid”. Waar stond dat? Ik heb dit nergens gelezen. Ik heb wél gelezen dat velen deze beslissing moédig vonden, wat deze beslissing wellicht ook was. Men stapt namelijk niet “zomaar” uit dit leven, ook Hugo Claus niet. Dat woordje “zomaar” werd vanochtend gebruikt door uw geestesgenoot kardinaal Danneels in zijn homilie tijdens de paaswake in de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen. Volgens De Standaard zei hij daar het volgende: “Door zomaar uit het leven te stappen, antwoordt men niet op het probleem van lijden en dood. Men loopt er in een boog omheen en omzeilt het. Omzeilen is geen heldendaad, geen voer voor frontpaginanieuws.” Eén ding wil ik u alvast nageven: u bent dapperder dan uw kardinaal. U noemde tenminste man en paard, de kardinaal niet, de kardinaal verkoos de schrijver via insinuerende algemeenheden te kritiseren. Een beetje laf van de kardinaal.

U uitte niet alleen uw ongenoegen over de manier waarop de media Claus’ euthanasie hebben begroet, u viseerde ook de schrijver zelf. Laat ik deze passus integraal citeren, omdat hij zowel de kern als het dieptepunt van uw betoog vormt:

Heeft Hugo Claus nagedacht toen hij deze stap zette welke boodschap hij zou geven aan deze mensen, aan hun naasten, aan hun verzorgers, aan de ruimere samenleving? Hij heeft het vanuit zijn mensbeeld wellicht als een individueel recht beschouwd dit te kunnen doen, maar dan heeft hij toch de sociale impact van zijn daad onderschat. Vanuit zijn levensvisie waren lijden en aftakeling wellicht in oppositie met een waardevol leven, maar ook hier heeft hij toch een belangrijke realiteit van het leven ontkend: dat waardevol leven niet alleen afhangt van capaciteiten die men al dan niet kan ontwikkelen en dat men als medemens juist wordt uitgenodigd anderen te helpen als ze in hun capaciteiten falen, waarin nieuwe facetten van medemenselijkheid kunnen opbloeien. Het was uiteraard zijn visie en daar willen we in een maatschappij waar ruimte is voor verscheidenheid respect voor opbrengen, ook al strookt het niet met ons mensbeeld en onze levensvisie.

Uw retorische, wat denigrerende vraag (“Heeft Hugo Claus nagedacht...?”) suggereert dat de schrijver over die boodschap onvoldoende heeft nagedacht. Maar is er wel een boodschap? En hoe weet u eigenlijk wat die boodschap is? En voor hoeveel mensen is die boodschap zo erg als u lijkt te denken? Heeft u “de sociale impact van zijn daad” al onderzocht? Zou deze impact niet iets meerduidiger, complexer kunnen zijn dan u lijkt te veronderstellen?

Een dag eerder publiceerde diezelfde krant een bijdrage waarin de coördinator van Exepertisecentrum dementie Vlaanderen de pertinente vraag stelde: Is dementie mensonwaardig? Het was een kort, helder, gematigd stuk, waarin gewaarschuwd werd voor de nogal ondoordachte manier waarop sommigen - en met name politici - een dement leven a fortiori “mensonwaardig en niet levenswaardig” lijken te vinden. Het was een a-ideologisch, a-confessioneel en ook helemaal niet tendentieus stuk, waarin zeer terechte vragen werden gesteld. Maar de coördinator was dan ook geen Broeder van Liefde - what’s in a name.

De kern van uw betoog zat in de bewering dat Claus “een belangrijke realiteit van het leven heeft ontkend”, namelijk “dat waardevol leven niet alleen afhangt van capaciteiten die men al dan niet kan ontwikkelen en dat men als medemens juist wordt uitgenodigd anderen te helpen als ze in hun capaciteiten falen, waarin nieuwe facetten van medemenselijkheid kunnen opbloeien.” Het is een zin die om euthanasie schrééuwt, zo krakkemikkig is hij, maar dit terzijde. Dit is de fundamenteelste passus in uw tekst, omdat u hier moet uitleggen wat volgens u en uw christelijke geestesgenoten de zin van het lijden is, een zin die voor mensen als Claus en zijn humanistische geestesgenoten inderdaad onbestaande is.

Voor vrijzinnige humanisten is het onnoemelijke leed van een onomkeerbaar aftakelingsproces - ik denk aan de laatste maanden en beelden uit het leven van paus Johannes Paulus II bijvoorbeeld - zinloos en mensonterend. Over deze fundamentele kwestie is tussen gelovigen en niet-gelovigen geen consensus mogelijk. Dit is een breuklijn, een kloof.

Maar wat doet u in deze passus? U verklaart de zin van het lijden door te verwijzen naar de zin die dit lijden kan hebben voor anderen, namelijk voor de medemens die zich uitgenodigd weet om de lijdende te helpen. Maar dat is niet de essentie natuurlijk, de essentie is: wat is de zin van het lijden voor de lijdende? Precies omdat u op deze vraag het antwoord schuldig blijft, omdat u in de loop van één terminale zin op bijna slinkse wijze de vraag van de zingeving verplaatst van de lijdende mens naar de medemens - vond ik uw betoog niet alleen een aanslag op het menselijk taalgevoel maar ook een intellectuele belediging. Nogmaals: ik spreek u niet aan op uw christelijke overtuiging, ik spreek u aan op de kwaliteit van uw redenering en uw stijl. U denkt zo beroerd en schrijft zo belabberd dat u niet eens de kern van uw eigen geloofsovertuiging op een heldere en aannemelijke wijze kunt verwoorden. Ik dacht daareven: als katholieke gezagsdragers in deze tijd hun wereldbeeld en hun ethiek niet overtuigender meer kunnen formuleren dan Broeder Stockman, dan hoeven we uit die hoek niets meer te vrezen.

Na die volstrekt inadequate alinea over het menselijk lijden, ontspoorde uw artikel in kreten en karikaturen die een nauwkeurige weerlegging niet eens verdienen. U had het over “de arrogantie” van “een bepaalde groep in de samenleving” die “pretendeert de norm voor de gehele samenleving te bezitten” en die wenst “op te dringen aan eenieder”. In zijn reactie op uw stuk, diezelfde dag verschenen, heeft Etienne Vermeersch de aperte onwaarheid van dergelijke beweringen nog maar eens aangeklaagd. Hij schreef onder meer: “Wellicht gaan zij die aan anderen eeuwenlang een eenheidsdenken over leven en dood hebben opgelegd, ervan uit dat iedereen die voor zichzelf - en alleen voor zichzelf - een andere visie ontwikkelt, die meteen ook aan anderen wil opdringen. Dogmatici denken blijkbaar dat iedereen die een afwijkende mening heeft, ook zelf een dogmaticus wil zijn.” Misschien moet u hierover toch eens even goed nadenken.

“Onder de mom van vrijheid van mening worden we gedwongen een opgedrongen mening in vrijheid over te nemen” schreef u nog. Maar u bent het beste tegenbewijs van wat u hier beweert. U neemt namelijk helemaal niets over. Het feit dat u uw afwijkende mening toch maar mooi in een mainstream massamedium kon publiceren en daarmee behoorlijk wat persaandacht voor uw standpunten en uw kritiek genereerde, logenstraft wat u in deze sikkeneurige en pruilerige passage bijna zegt, namelijk dat er vandaag in Vlaanderen een soort cordon médiatique zou bestaan dat u en de uwen verhindert uw mening te uiten. De publicatie van uw lamentabele tekst getuigt juist van extreme journalistieke tolerantie.

Tot slot, uw suggestie dat Claus’ besluit en de mediareacties neerkomen op een “ode aan het leven van de volmaakten, van de succesvollen” is wel bijzonder pijnlijk voor iedereen die ooit ook maar een heel klein beetje kennis heeft genomen van Claus’ werk. Ik ken niet veel schrijvers of dichters in onze literatuur in wier werk het onvolkomene, het gebrekkige en het kwetsbare van het menselijk bestaan met zoveel luciditeit, mededogen en ja, liefde is vormgegeven als in het werk van Claus. Dit veelkantige oeuvre is een woedende ode aan de kleine mens, de bange, stamelende, altijd struikelende en telkens weer overeind krabbelende mens. Dit is een oeuvre trouw aan de aarde, zou Albert Camus hebben gezegd. Het is een oeuvre met hoogten en laagten, jazeker, maar het is mij in ieder geval oneindig veel dierbaarder dan uw wellicht niet eens malicieus bedoelde maar o zo ondermaatse geneuzel.