28 februari 2008

Waarom de verfilming van De vliegeraar niet deugt

Het boek is beter dan de film: dat geldt voor bijna alle verfilmingen van grote romans - van Lolita tot L’amant, van The Sheltering Sky tot Het parfum, van The Scarlet Letter tot The Great Gatsby. (Wat niet wil zeggen dat verfilmingen van romans noodzakelijk slechte films opleveren. Ik vond The French Lieutenant’s Woman destijds en The English Patient bijvoorbeeld op zich wel geslaagde films.)

Dat geldt ook voor The Kite Runner, in het Nederlands vertaald als De vliegeraar, de hartverscheurende bestseller van de Amerikaans-Afghaanse schrijver-arts Khaled Hosseini, een boek uit 2003 dat nu is verfilmd door de Amerikaanse regisseur Marc Forster. Maar waarom is het boek dan beter? En waarom werden bepaalde elementen uit de roman in de film weggelaten?

Uiteraard is het niet mogelijk om de hele anekdotiek van een roman die 350 bladzijden beslaat in beeldtaal om te zetten en te vatten in anderhalf of twee uur film. Verfilmingen couperen vrijwel altijd. Maar in het geval van De vliegeraar hebben die coupures soms tot gevolg dat de film ideologisch iets anders vertelt dan de roman. De weglatingen krijgen daardoor iets van verzwijgingen, waardoor de akelige indruk ontstaat dat de film het boek censureert.

Hosseini vertelt het verhaal van twee jongetjes, Amir en Hassan, die opgroeien in het Kaboel van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Amir behoort tot de upper class van Afghanistan, de (sjiïtische) Pashtun, Hassan behoort tot de (soennitische) Hazara’s, de basse classe van Afghanistan, een beetje vergelijkbaar met de Paravans in Indië. Hassan en zijn vader Ali zijn het huispersoneel van Amir en zijn vader Baba. Ondanks het absolute klasseverschil groeien de twee jongetjes samen op. Vriendschap is sterker dan culturele en socio-economische barrières, zo lijkt het in het begin van het boek. Maar die illusie gaat aan diggelen wanneer de twee jongens te maken krijgen met “de blonde, blauwogige Assef”, een stuitend upper class joch dat opgroeit in de kringen van Daoud Kahn, de man die in juli 1973 een einde maakte aan het koningschap van Zahir Shah en in Afghanistan de republiek installeerde. Assef mag andere kinderen in de chique Wazir Akbar Khan-wijk graag terroriseren. In het boek heeft Assef “een Duitse moeder en een Afghaanse vader” en een grote bewondering voor Adolf Hitler. “Dat was nog eens een leider,” bralt hij tijdens een vervelende ontmoeting met Amir en Hassan op straat, “een groot leider. Een man met visie.” Vervolgens schrijft Hosseini over Assef: “Zijn blauwe ogen schoten naar Hassan. ‘Afghanistan is het land van de Pashtun. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo blijven. Wij zijn de ware Afghanen, de zuivere Afghanen, en niet die platneus daar (hij bedoelt de Hazara Hassan - fa). Zijn volk bezoedelt ons vaderland, onze watan. Zij bezoedelen ons bloed. Afghanistan voor de Pashtun, zeg ik.’ ”

Hosseini vermengt het nationalistische vertoog van de elitaire Pashtun met het racistische Blut und Boden-discours van Hitlers Derde Rijk. Dat is in het boek geen onbelangrijk detail, aangezien Yussef veel later in het verhaal een talib blijkt te zijn geworden, die tijdens het terreurregime van de Taliban overspeligen stenigt in het Ghazi-voetbalstadion en met jonge jongetjes knoeit. De boodschap van de roman is hier erg duidelijk, op het didactische af: de Taliban zijn de nazi’s van Afghanistan.

Die heftige associatie is in de film volkomen uitgewist. Yussef is er een gewone, weliswaar vervelende maar in ieder geval niet langer blauwogige slungel. In het boek krijgt Amir op zijn verjaardagsfeestje van Assef een biografie van Hitler cadeau. (Assef is op dat feestje aanwezig omdat zijn vader en Amirs vader vrienden zijn.) In de film is er van een Hitlerbiografie geen sprake. In het boek bepotelt talib Yussef een weesjongetje (het zoontje van Hassan), in de film is die scène verproperd. Ook de stenigingsscène is in de roman vele malen ondraaglijker dan in de film.

De meeste weglatingen in de film zijn minder problematisch, en hebben slechts tot gevolg dat de film hier en daar minder helder, minder geloofwaardig overkomt dan het verhaal in het boek. Hoewel: de radicaliteit van het klassenconflict in de Afghaanse maatschappij is behoorlijk afgezwakt, net zoals Amirs alles bepalende vadercomplex. Ook het feit dat Amir en Hassan als zuigeling aan dezelfde min hebben gehangen, blijft in de film onvermeld. In de film lijkt het bovendien erg makkelijk om uit een talibankamp te ontsnappen, en is ook de hele poging van Amir om Hassans zoontje uit de klauwen van de Taliban te redden zodanig vereenvoudigd dat het lachwekkend wordt.

Maar meer dan al deze teleurstellende ingrepen is het de opvallende, radicale de-nazificatie van het boek die ernstige vragen opwerpt. Is het mogelijk dat deze laag uit het verhaal is weggehaald uit angst voor woedende reacties in Afghanistan en andere moslimlanden? (Volgens het blad Filmmagie is The Kite Runner “een van de eerste Hollywoodfilms, zoniet de eerste, waarin uitsluitend moslims acteren.”) Per slot van rekening is de release van de film uitgesteld totdat de Afghaanse acteurs die de verkrachtingsscène spelen in veiligheid waren gebracht - bang als de makers van de film waren voor ‘Deense toestanden’ - represailles van Afghaanse fundamentalisten die geen onderscheid maken tussen acteurs en de rollen die acteurs spelen.

Is het denkbaar dat overwegingen van commercieel-tactische aard ertoe hebben geleid dat de film het boek censureert en dus verminkt? En wat te denken van een schrijver die toestaat dat zijn boek op een dergelijke, neutraliserende manier wordt verfilmd?

21 februari 2008

God is niet dood

In een pub in Oxford las de Britse Europa-specialist Larry Siedentop een graffiti die volgens hem ook op de activiteiten van de Europese Unie van toepassing is:

'God is niet dood maar werkt tijdelijk aan een minder ambitieus project.'

(Gelezen in Paleis Europa, De Bezige Bij 2007)

14 februari 2008

"Vlaanderen is nu alleen nog voor Vlaanderen"

Jacques De Decker over de journalistieke onthullingen in De Standaard en de politieke malaise.

Maandagavond 11 februari zat ik aan een Brusselse tafel te praten met Jacques De Decker, journalist bij Le Soir, schrijver, essayist, vertaler, en een van de best geïnformeerde, perfect tweetalige Belgen uit het zuidelijke landsdeel. We hadden het onder meer over de opmerkelijke artikelenreeks in De Standaard over de mislukte regeringsformatie van Leterme en vooral over het politieke gekonkel in de coulissen van de macht. Jacques De Decker kent het Belgische Hof goed en hij weet ook zeer goed wat er leeft in Franstalige intellectuele en journalistieke middens. Het leek me daarom niet oninteressant zijn meningen over een en ander op te tekenen - met medeweten en goedvinden van mijn tafelgenoot.

Waarom denkt u dat De Standaard nu met zo’n reeks komt?
De Decker: “Vorige week hebben vele journalisten op verschillende redacties een paar dagen vakantie genomen. Vele politici hebben trouwens hetzelfde gedaan. Men heeft dus voor deze “achter de schermen”-formule gekozen om pagina’s te vullen met een materie die sedert deze crisis zeer rendabel is geworden. Politiek verkoopt in de kwaliteitskranten. De Standaard, De Morgen en Le Soir zijn de enige gazetten die de laatste maanden meer verkocht hebben, omdat de lezers meer dans ooit geboeid zijn door de politieke thriller die we iedere dag in feuilleton-vorm voorgeschoteld krijgen. De Standaard heeft ervoor gekozen om een schok-formule toe te passen: “We gaan vertellen wat alleen in de oren van de ingewijden gefluisterd wordt.” Ze hebben hun doel bereikt: in mijn krantenwinkel vanmorgen was er geen Standaard meer te vinden. De politici verkopen beter dan de sterren van de show-business. Joëlle Milquet is in het zuiden van België een soort Madonna aan het worden.”

Het problematische van dit soort journalistiek is dat een van de hardst aangevallen personen, namelijk de koning, niet kan reageren. Of vindt u dat de vorst, nu het vertrouwelijke karakter van zijn werk door politici en pers is geschonden, ook maar meteen vrijuit moet spreken?
De Decker: “Dat is juist het onaanvaardbare van deze methoden. De koning mag niet reageren, en hij zal het ook niet doen. Hij weet dat hij een symbolische rol speelt, en symbolen mogen geen polemiek voeren. Maar de politici in dit land weten zeer goed dat ze, zodra ze een uitnodiging bij de koning aanvaarden, die symbolische orde ook horen te respecteren. Nu is het zo dat men in bepaalde milieus een hekel heeft aan dat symbolische. Ik denk bijvoorbeeld aan de rexisten, die het voor de tweede wereldoorlog al zeer leuk vonden om foto’s te gaan maken in vrijmetselarentempels. Demagogen en populisten gaan ook graag deze weg op. Het verhaal van Bart De Wever over zijn gesprek met de koning kun je in dit kader terugplaatsen.”

Hoe reageert de Franstalige pers op deze duidelijk geënsceneerde indiscreties?
De Decker: “Zeer heftig. Dat is niet verwonderlijk. Volgens de Franstaligen zijn hier ongeschreven spelregels geschonden die aan de basis liggen van het Belgische contrat social. Men heeft de indruk dat die regels in Vlaanderen worden beschouwd als de overblijfselen van een voorbijgestreefd België. Zoals de Brabançonne, bijvoorbeeld. De Vlaamse mythologie heeft in het Noorden van het land de Belgische symbolen overschaduwd.”

Wat verwacht u dat er zal gebeuren als er op 23 maart geen nieuwe regering komt?
De Decker: “Wie kan daarop antwoorden? Is België nog een gelovig land? Vroeger had men in Vlaanderen voor een nieuwe regering gebeden. Maar Vlaanderen is niet meer voor Christus hé, Vlaanderen is nu uitsluitend nog voor Vlaanderen.”

Uitgerekend deze week viert Vlaanderen de 25ste verjaardag van Hugo Claus’ “Het verdriet van België”, misschien wel de grootste roman die ooit over dit land is geschreven. U bent een groot bewonderaar en kenner van Claus’ oeuvre. Wat denkt u van zijn werk in deze dagen, nu politiek wanbeheer dit land naar de afgrond lijkt te voeren?
De Decker: “Claus heeft alles voorzien. Nog meer in De Verwondering of in zijn Leven en werken van Leopold II dan in Het verdriet van België. Zijn helderziendheid is indrukwekkend. Hij heeft dit land begrepen en doorzien zoals Joyce Ierland, Thomas Bernhardt Oostenrijk of Leonardo Sciascia Sicilië. Vlaanderen heeft ook haar gigantische auteur die haar niets vergeeft. Maar wordt hij nog voldoende gelezen?”